Wat is het onderzoeksmodel van werken in en kijken naar de openbare ruimte? Dit model is gebaseerd op en uitgewerkt in mijn proefschrift ‘Public Space: Always under Construction‘ (Zuijderwijk, 2019: 3).
Met behulp van het model focussen we op drie ‘praktijken’ die de openbare ruimte ‘maken’:
- het gebruik en de beleving
- het beheer en het maken van beleid
- de financiering en het ontwerp
In onderstaande tekst leg ik uit hoe dat werkt. Onderaan de tekst staan twee voorbeelden van toepassingen.
De openbare ruimte: geen neutraal speelveld
Het gebruik, de productie (dus het ontwerp en de financiering) en de regulering (dus het beheer en het maken van beleid) van de openbare ruimte zijn geen op zichzelf staande of neutrale activiteiten. Ze vinden altijd plaats binnen een bredere maatschappelijke context. Deze context verandert voortdurend, en daarmee verandert ook hoe ruimte wordt beleefd en gebruikt.
Iedereen draagt bij aan de vormgeving van de stad
Niet alleen beleidsmakers en ontwerpers beïnvloeden hoe de openbare ruimte eruitziet. Iedereen – bewoners, ondernemers, studenten, bezoekers – is gebruiker van de ruimte, en neemt soms ook tijdelijk de rol van producent of toezichthouder op zich. Dit maakt stedelijke ruimte dynamisch: rollen verschuiven voortdurend.
Professionals zetten de lijnen uit, gebruikers vullen ze in
Ruimtelijke professionals zoals ontwerpers, stedenbouwkundigen en ambtenaren nemen vaak het voortouw bij de inrichting van de ruimte. Toch is het gebruik door bewoners en bezoekers minstens zo bepalend. De ‘geplande stad’ wordt pas compleet in wisselwerking met de ‘geleefde stad’.
Ruimte is altijd geladen met betekenissen
Wat er in een wijk gebouwd wordt, welke regels er gelden en wie zich waar welkom voelt, heeft invloed op hoe mensen zich voelen en gedragen. Er worden (vaak onbewust) waarden en idealen meegegeven aan de fysieke ruimte. Denk aan hoe toegankelijk een plek is, of wie zich aangesproken voelt door het aanbod van voorzieningen.
Geen gedrag zonder omgeving – en andersom
Lang heerste het idee dat goed ontwerp gedrag van mensen kon sturen. Inmiddels is duidelijk dat het ingewikkelder ligt. Mensen reageren verschillend op dezelfde omgeving, en gebruiken die op onverwachte manieren. Gebruikers maken ruimte zich eigen – letterlijk en figuurlijk.
De ‘harde’ en ‘zachte’ stad
De ‘harde stad’ bestaat uit gebouwen, straten en pleinen. De ‘zachte stad’ ontstaat uit hoe mensen die plekken gebruiken: om te wonen, te ontmoeten, te protesteren of te ontspannen. Tussen ontwerp en gebruik zit vaak een spanningsveld: wat op de tekentafel klopt, werkt niet altijd in de praktijk.
Gebruik laat sporen achter
Ruimtegebruik is niet altijd tijdelijk of onzichtbaar. Denk aan graffiti, zelf aangelegde speelplekken of vaste ontmoetingsplekken. Zulke vormen van toe-eigening zijn waardevolle signalen van betrokkenheid, maar worden niet altijd herkend of erkend in beleid of beheer.
Verschillende gebruikers, verschillende verhalen
Dezelfde plek wordt door verschillende groepen vaak anders beleefd. Waar de één levendigheid ziet, ervaart de ander overlast. Dat maakt participatie en diversiteit in perspectieven onmisbaar bij het vormgeven van beleid.
Dominante beelden bepalen inrichting en investering
Ruimtelijke keuzes worden vaak beïnvloed door dominante verhalen of groepen – bijvoorbeeld via media, politiek of economische belangen. Minder zichtbare groepen krijgen hierdoor minder invloed op hoe ‘hun’ buurt eruitziet of voelt.
Stedelijke ruimte is vaak betwist
Waar verschillende belangen en ervaringen samenkomen, ontstaan wrijvingen. Dat is niet per se problematisch: het laat juist zien dat mensen betrokken zijn. Cruciaal is of de ruimte biedt voor dialoog en aanpassing.
Van inzicht naar actie
Voor beleidsmakers betekent dit onder meer:
-
Zie ruimte als relationeel: geen statisch gegeven, maar een samenspel van gebruik, ontwerp en beleid.
-
Werk met én naast bewoners: betrek diverse gebruikers actief en gelijkwaardig bij ontwerp en beheer.
-
Erken informele praktijken: gebruikers die zelf initiatief nemen dragen bij aan een levendige, inclusieve stad.
-
Houd rekening met verschillen: ervaringen met veiligheid, toegang en comfort verschillen sterk per groep.
-
Monitor niet alleen objectief, maar ook subjectief: hoe mensen zich voelen is net zo belangrijk als wat er fysiek aanwezig is.